In dit artikel leer ik je een aantal zogenaamde “ezelsbruggetjes”. Een ezelsbruggetje is een handig hulpmiddel om te bepalen hoe je een bepaald woord moet vervoegen, spellen of uitspreken. Een bekend ezelsbruggetje is het ’t Kofschip. Dit en meer leg ik je hieronder uit.

Ezelsbruggetje

Ezelsbruggetje voor d of dt

Vaak is het lastig om te bepalen of een werkwoord waarvan de stam op een d eindigt dt aan het eind krijgt. Dit komt omdat het in de spreektaal allemaal hetzelfde klinkt.

Het ezelsbruggetje om dit te bepalen is door het werkwoord te vervangen door loop. Bijvoorbeeld bij de derde persoon van worden wordt dan “hij loopt”, met een t aan het eind. Dus ook de vorm met worden is dan “hij wordt”, met een t aan het eind.

Denk er wel goed om dat je dit ezelsbruggetje alleen gebruikt om d of dt te bepalen en niet voor andere vervoegingen. Zo beweerde iemand eens tegen mij dat de derde persoon van willen “hij wilt” moet zijn omdat het ook “hij loopt” is. Dit gaat dus niet op en is fout!




Ezelsbruggetje voor -de of -te (’t Kofschip)

t Kofschip is een ezelsbruggetje om te bepalen of een regelmatig werkwoord in de verleden tijd moet eindigen op -de of -te.

Wanneer de stam van een regelmatig werkwoord eindigt op één van de letters in ’t Kofschip (dus op een t, k, o, f, s, ch, i of p)  dan krijgt het in de verleden tijd -te aan het eind.

Bijvoorbeeld het werkwoord beuken. De stam van beuken is beuk. De k komt voor in ’t Kofschip dus de verleden tijd is beukte.

De stam van het werkwoord voeren is voer. De r komt niet voor in ’t Kofschip en dus is de verleden tijd voerde.

Ezelsbruggetje om koppelwerkwoorden te onthouden

Zijn en worden is het eerste paar. Blijven, blijken, lijken, schijnen zijn de vier erna. Heten, dunken, voorkomen zijn de laatste drie. Zo krijgen wij ze allemaal onder de knie.

Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat onderwerp (ik, hij, jij enz.) “koppelt” aan de activiteit of toestand. Bijvoorbeeld in de zin “Wij zijn vrolijk” is zijn het koppelwerkwoord omdat het “wij”, het onderwerp, koppelt aan “vrolijk”, de toestand.

De in het rijmpje genoemde koppelwerkwoorden is overigens niet het complete overzicht van alle koppelwerkwoorden. Het is slechts een indicatie van het type woord.

Ezelsbruggetje voor als of dan

Als iets het één overtreft is het altijd dan en niet als.

Bijvoorbeeld: “Mijn broer is sterker als jouw broer” is fout! Dit is een fout die in de spreektaal veel gemaakt wordt. Doch de correcte zin is “Mijn broer is sterker dan jouw broer”.




Ezelsbruggetje voor uitspraak c

De c is een k voor o, u en a.

Wanneer de letter c voor een o, u of een a staat dan wordt deze uitgesproken als een k. In alle andere gevallen spreek je het uit als een s.

Bijvoorbeeld: In computer staat de c voor een o dus spreek je het uit als een k. Maar in cement is de volgende letter een e en krijgt de c een s-klank.

Ezelsbruggetje voor lange ij of korte ei

Kiek kiek kiek, een kacheltje op de diek! (Zeeuws voor Kijk kijk kijk, een veulen op de dijk).

Als je twijfelt tussen een lange ij of een korte ei probeer dan of je het in dialect kunt vervangen voor ie. Als dat goed klinkt dan is het altijd een lange ij!

Bijvoorbeeld: “Dat liekt nergens op” klinkt goed. “lijkt” schrijf je dus met een lange ij. Maar “Da’s een klien kacheltje” klinkt niet. “Klein” schrijf je dan ook met ei.

Ezelsbruggetje voor “hij wilt of hij wil”

Hij wil geen thee!

Dit is een door mijzelf bedacht ezelsbruggetje om mensen te laten onthouden dat de vervoeging van het onregelmatige werkwoord willen in de derde persoon geen t aan het eind krijgt, “hij wil” dus en niet “hij wilt” zoals tegenwoordig vaak wordt gezegd. Zie ook mijn artikel “Hij wilt of hij wil“.

Dit waren een aantal ezelsbruggetjes voor de Nederlandse taal. Weet jij er nog meer of heb je zelf ook een ezelsbruggetje bedacht? Zet het bij de commentaren, zodat we een zo volledig mogelijk overzicht krijgen!